De Tielerwaard tussen Tiel en de A2 is een relatief vlak gebied. Het overgrote deel van het maaiveld bevindt zich tussen de NAP +4,00 m en NAP +3,00 m.
In het verloop van het maaiveld zijn twee trends aanwezig. Ten eerste loopt het maaiveld af van oost naar west. Dit heeft te maken met het algemene verhang van het rivierengebied van oost naar west, van Duitsland richting de Noordzee. Daarnaast ligt het maaiveld langs de Waal hoger dan het maaiveld verderop in de Tielerwaard richting de Linge. Dit heeft te maken met de hogere, zandigere oeverwallen langs de Waal, en de kleiige kommen in de Tielerwaard.
Tot slot zijn er lokaal hoger gelegen stroomruggen aanwezig. Een stroomrug is een voormalige rivierloop met oeverwallen, welke is opgebouwd uit zandig materiaal. Door differentiatie in inklinking liggen de zandige stroomruggen iets hoger in het landschap dan de omliggende (kleiige en venige) komgebieden. Zie hiervoor ook het kopje zandbanen.
In de Bodemkaart van Nederland is de ruimtelijke informatie over de ondergrond tot circa een meter beneden maaiveld afgeleid. De bodem in de Tielerwaard bestaat voornamelijk uit kalkhoudende en kalkloze poldervaag- en ooivaaggronden (groen in Figuur 2). De textuur varieert van lichte zavel (licht groen) tot zware klei (donkergroen).
Poldervaaggronden en ooivaaggronden komen voornamelijk voor in het jonge rivierengebied. In de Tielerwaard heeft de Waal rivierklei afgezet. De afzetting van de rivierklei vond plaats tijdens overstromingen. Hierbij werd het grofste materiaal (zand) dicht bij de normale loop van de rivier afgezet en op grotere afstand van de rivier fijner materiaal (klei).
Bij poldervaaggronden worden de hydromorfe kenmerken (roest- en oxidatieverschijnselen) relatief ondiep aangetroffen wat aangeeft dat de grondwaterstand relatief ondiep is. Ooivaaggronden hebben vanwege een goede drainage geen hydromorfe kenmerken.
Tussen de vaaggronden bevinden zich nog enkele oude bewoningsplaatsen (roze in Figuur 2). Dit zijn over het algemeen hoger gelegen, zandigere delen.

De deklaag in de Tielerwaard heeft een dikte van ongeveer 6 meter en bestaat voornamelijk uit (zandige) klei afgewisseld met zandbanen. Deze zandbanen zijn oude rivierstroomgeulen die stammen uit de tijd voordat de rivieren bedijkt waren. De ligging van deze zandbanen is erg van invloed op de werking van het (regionale) geohydrologische systeem. Omdat de zandige zandbanen een veel grotere doorlatendheid hebben dan de kleiige omgeving, heeft het grondwater de voorkeur om via deze zandbanen te gaan stromen. Vooral tijdens hoogwater op de Waal kan er veel kwelwater omhoog stromen ter plaatse van de zandbanen.
In Figuur 3 en Figuur 4 is het dwarsprofiel van de ondergrond van Waardenburg naar Tiel, langs de dijk, opgenomen. Deze profielen laten de samenstelling van de deklaag zien. Te zien is dat de deklaag in de westelijke helft de meeste zandbanen bevat (van Waardenburg tot Heesselt). In Figuur 3 staat ~EC voor de formatie van Echteld, waarbij EC uit komkleien bestaat, en A/B/C/D -EC uit (zandige)geulafzettingen bestaat.
In Figuur 5 is een uitsnede van de zandbanenkaart voor de Tielerwaard weergegeven. Deze kaart geeft ruimtelijk weer hoe diep het eerste zand zich bevindt. Als de deklaag geheel uit klei bestaat is het bovenste zand het pleistocene zand. Als er Holocene stroomgeulen aanwezig zijn is het bovenste zand deze stroomgeul. De zandbanenkaart laat zien dat er meerdere zandbanen in de ondergrond aanwezig zijn, en dat het dijktraject op meerdere plaatsen doorsneden wordt door relatief ondiep gelegen zand. De zandbanenkaart bevestigt het beeld uit de dwarsprofielen in Figuur 3 en Figuur 4 dat de deklaag het meest zandig is in het westelijke gedeelte van het dijktraject.



Diepe ondergrond
Met behulp van de REGIS-gegevens op Dinoloket.nl is er een dwarsprofiel van de diepere bodemopbouw langs het dijktraject gemaakt in Figuur 6. Dit dwarsprofiel laat zien dat de onderkant van de Holocene deklaag (HLc) op ongeveer NAP -5,00 meter ligt. Onder de deklaag liggen de Formaties van Kreftenheye, Beegden en Sterksel (KR.., BE.., ST..). Deze formaties zijn afgezet in het Pleistoceen en bestaan alle uit (grof) zand. Deze formaties vormen samen het eerste watervoerend pakket.
Tussen Waardenburg en Ophemert ligt de onderkant van het eerste watervoerend pakket op NAP -60,00 m. Ten oosten van Ophemert ligt er een breuk in de ondergrond. Hierdoor ligt de onderkant de het eerste watervoerend pakket tussen Ophemert en Tiel op NAP -30 m tot NAP -40 m.

Uit het vooronderzoek bodem blijkt dat ter plaatse van de dijkversterking Tiel – Waardenburg het stedelijk dijkgebied bestaat uit kwaliteitsklasse wonen en het landelijk gebied bestaat uit kwaliteitsklasse landbouw/natuur. In het plangebied zijn in totaal vier voormalige stortplaatsen, twee nog niet (voldoende) gesaneerde ondergrondse brandstoftanks, twee nog niet onderzochte historisch verdachte locaties (potentieel geval bodemverontreiniging) en negen gevallen van bodemverontreiniging aanwezig. De voormalige stortplaatsen liggen in twee gevallen dicht bij de waterkering, namelijk nabij Tiel en Sprokkelenburg. Langs de gehele dijk liggen asbestverdachte locaties en op twee locaties is ook daadwerkelijk asbest aangetroffen, namelijk nabij Tiel-Passewaaij en Opijnen.
De milieukundige bodemkwaliteit is beschreven in het milieukundig onderzoek van Geofoxx, (2018). De voornaamste bevindingen zijn dat binnen de scope van de dijkversterking vier stortlocaties en 50 verdachte locaties aanwezig zijn, waarvan reeds 33 zijn onderzocht. Uit deze lijst is een vijftiental ‘hotspots’ overgebleven.
Ter plaatse van de verdachte, dan wel de verontreinigde, locaties is het op basis van de Wet bodembescherming, de Arbeidsomstandighedenwet alsmede de Nota Bodembeheer niet zonder meer toegestaan om werkzaamheden in de bodem te verrichten[1].
Ter plaatse van de uiterwaarden is geen milieukundig onderzoek verricht. Er wordt van uitgegaan dat deze grond herbruikbaar is (klasse B) vanwege het beperkt aantal menselijke activiteiten.
Verharding weg op de dijk
In 2017 is onderzoek gedaan naar asfalt en verhardingen[2]. De onderzochte verhardingsconstructie van de Waalbandijk is gelegen tussen de kruising Dorpsstraat/Waalbandijk te Waardenburg en de inlaatsluis op de Ophemertsedijk nabij Tiel. Het onderzoek vond plaats op de rijbaan, een vrij liggend fietspad en de dijkopgangen van de aansluitende wegen. De particuliere dijkopgangen en inritten van aanliggende woningen zijn niet betrokken in het onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat het aanwezige asfalt plaatselijk teerbitumen bevat.
Uiteindelijk is de asfaltconstructie opgedeeld in twaalf homogene wegvakken. In een groot aantal wegvakken is aangetoond dat de asfaltconstructie volledig teervrij is op basis van proef 77.3 van de Standaard RAW-Bepalingen. In deze wegvakken komt bij benadering circa 16 ton asfalt vrij.
Wegvak 1[3] is aangemerkt als compleet teerhoudend. In dit wegvak komt bij benadering circa 180 ton teerhoudend asfalt vrij.
Bij de wegvakken 5.1.2 tot en met wegvak 8.1 is de onderste 20 mm aangemerkt als teerhoudend. Dit in verband met de onderliggende teerhoudende fundering. In deze wegvakken komt in totaal 1.400 ton teerhoudend asfalt vrij en 8.200 ton teervrij asfalt. Dit is een theoretische hoeveelheid. Rekening is gehouden met een dikte van 20 mm die tezamen met de onderliggende fundering dient te worden verwijderd. Tijdens de uitvoering moet worden bepaald op welke manier dit mogelijk is.
Asbest
In de fundering is asbest aangetoond in het puingranulaat van vak F2 tussen de spoorwegovergang en de halfverharding (boring 201 t/m 205). Het gehalte aan asbest in het puingranulaat is > dan 100 mg/kg d.s. en om deze reden wordt het puingranulaat aangemerkt als asbesthoudend. Bij uitvoering van werkzaamheden waarbij het materiaal wordt geroerd of opgenomen moet dit gebeuren onder asbestcondities. Het materiaal moet worden afgevoerd als asbesthoudend puin naar een hiervoor erkende verwerker of stortplaats.
Niet vormgegeven bouwstoffen (NV Bouwstof)
Op basis van de indicatieve milieuanalyses is het funderingsmateriaal in de vakken F1, F3ab, F5 en F8 beoordeeld als NV-bouwstof[4]. Door deze beoordeling mag het materiaal worden hergebruikt in het werk of worden afgevoerd door een erkende verwerker als NV-bouwstof. Op basis van dit onderzoek adviseren wij om de werkzaamheden uit te voeren onder veiligheidsklasse: basisklasse.
Belangrijkste aandachtspunten voor de dijkversterking:
De aanwezigheid van voormalige stortplaatsen ter plaatse van Sprokkelenburg en de bekende historische verontreinigingen zijn aandachtspunten, omdat deze kostenverhogend kunnen zijn voor de dijkversterking indien sprake is van ontgravingswerkzaamheden. Waar de dijkversterking de verontreinigingen raakt wordt ten behoeve van het bepalen van de kosten door de aannemer vroegtijdig nader veldonderzoek uitgevoerd.
[1] Op 1 januari 2022 zal de Omgevingswet inwerking treden. De Wet bodembescherming (Wbb) is dan niet meer van toepassing en de verdachte locatie vallen dan onder de omgevingswet (gemeente is bevoegd gezag). De historische gevallen van bodemverontreiniging die echter formeel reeds beschikt zijn als spoedeisende gevallen blijven via het overgangsrecht onder de Wbb vallen en zijn de Wbb-regels van toepassing.
[2] Verwijzing naar document opnemen
[3] Verwijzing naar wegvakken opnemen
[4] Niet-vormgegeven bouwstoffen waarvan de kleinste eenheid een volume heeft van minder dan 50 cm3 of bouwstoffen die onder normale omstandigheden niet duurzaam vormvast zijn. Voorbeelden hiervan zijn assen en granulaten.
Aardkundige waarden
Het plangebied ligt in het rivierengebied. Het plangebied werd in het verleden sterk beïnvloed door de Maas en de Rijn. De Waal ontstond namelijk pas rond 425 na Christus. In het late Pleistoceen zijn ten tijde van de laatste ijstijd (Weichselien) in het rivierengebied met name grofzandige en grindrijke sedimenten afgezet. In het vroege Holoceen veranderde de rivier de Rijn van een vlechtende rivier in een meanderende rivier. De Rijn kenmerkte zich door één insnijdende geul. In de loop van de tijd steeg de zeespiegel waardoor de riviergeulen in het gebied veranderden van insnijdend naar accumulerend. Door de tijd heen ontstonden herhaaldelijk nieuwe stroomgordels en werden oude stroomgordels inactief. Rond 425 na Christus ontstond de Waal. Het grootste deel van de afzettingen van de Waal ligt in het huidige buitendijkse deel van het plangebied.
In het rivierengebied zijn de volgende karakteristieke landschapselementen te vinden:
- overblijfselen van vlechtende rivierpatronen,
- rivierduinen,
- rivierterrassen,
- oeverwallen,
- afzettingen in de kommen,
- oude rivierbeddingen/-lopen,
- wielen of waaien,
- uiterwaarden en
- zand-, grind- en kleiafzettingen.
De meest karakteristieke elementen zijn benoemd als aardkundige waarde.

Het gebied van nationaal belang in de Stiftsche uiterwaarden betreft een ooi- en poldervaaggrond in de uiterwaard met een systeem van richels, droge geulen en oude beddingen.
Het gebied van provinciaal belang in de Rijswaard is waardevol vanwege een restant van een grote meander in die uiterwaard. Binnendijks ligt de waardering daar voor de hoog opgeslibde oeverwal en natuurlijke bodemvorming met een oud loofbos.