Het plangebied ligt langs de Waal tussen Tiel en Waardenburg, zie figuur 1.

De Waal
De Waal onderscheidt zich door maat, schaal en dynamiek van de andere Nederlandse rivieren. De oorspronkelijke dynamiek van de rivier is bepalend geweest voor het landschap. De bewoning is geconcentreerd op vele oude stroomgeulen in het binnendijkse gebied. De oeverwal die opgeworpen is door de rivier is breed en eveneens bewoond. Op deze rijke ondergronden wordt onder meer fruit geteeld. De invloed van de rivier in het achterland is door de aanleg van bandijken verdwenen. De dynamiek is beperkt tot overstroming van de uiterwaarden tussen de dijken. Het verloop van de Waal is vastgelegd met kribben en begrensd door de zomerdijken. Door de breedte van de rivier en de omvang en weidsheid van de uiterwaarden domineert deze het landschap van het rivierengebied en de beleving daarvan.
De dijk
De dijk is aangelegd op de oeverwal en volgt in hoofdlijnen het verloop van de Waal. Het landschap van de dijk is rijk en gelaagd waarbij vrijwel alle elementen en dorpen een nauwe samenhang hebben met het verloop van de dijk door het landschap. Kenmerkend voor deze zogenaamde oeverwaldijk[1] is dat het landschap doorloopt tot aan de dijk. Afwisselend liggen weiland, fruitgaarden, bossen en tuinen tegen de binnenteen aan. Ook buitendijks is er een directe aansluiting van de dijk op de uiterwaarden.
De dijk heeft over het algemeen een smalle kruin en een steil talud met scherpe aansluiting op de omgeving en omgevingsfuncties. De dijkverbeteringen uit de jaren ’90 van de vorige eeuw kent veel maatwerkoplossingen waardoor de continuïteit van het dijkprofiel verstoord is geraakt.
De Waalbandijk markeert de grens van het binnendijkse en buitendijkse gebied en rijgt de dorpen tussen Tiel en Waardenburg aaneen. De dijk scheidt en verbindt. Samen met de hoge ligging in de omgeving zorgt dit ervoor dat de dijk een bepalende ruimtelijke structuurdrager is. De dijk is een referentiepunt voor de omgeving en een ‘scenic route’. Vanaf de dijk is een ruim uitzicht op het rivierenlandschap. Het perspectief daarop verandert mee met het verloop van de dijk. Dat verloop slingert en is grillig. Daarin zijn de dynamiek en kracht van de Waal, en de ontwikkelingsgeschiedenis van de dijk en de omgeving goed afleesbaar. Waar de dijk ver van de Waal af ligt, is de positie veelal bepaald door het voormalige verloop van de rivier. Dit is onder meer terug te vinden in de ’killen’ (restanten van een voormalige bedding van de Waal aan de buitenteen van de dijk). Ook is dit zichtbaar in buitendijks ’oudhoevig land’ (oorspronkelijke verkavelingen van gronden die eerdaags binnen de dijk lagen) en ’afgetichelde laagtes’(dijkputten ontstaan door kleiwinning voor dijkherstel of aanleg van een nieuwe dijk). Hier is de dijk teruggelegd vanwege de ’druk’ van de rivier (inlaagdijk). Daarnaast zijn in het dijkverloop dijkdoorbraken herkenbaar. Zowel de dijk als het omliggende buitendijkse en binnendijkse landschap hebben vanwege de samenhang en het gave karakter een hoge tot zeer hoge landschappelijke waarde.
Waar de rivier dicht bij de dijk ligt en de uiterwaarden smal of afwezig zijn liggen veelal dorpen. Op deze plaatsen zijn van oudsher veel inspanningen gedaan om de dijk te behouden en het dorp te beschermen. De dijk is recht, meestal vanwege een teruglegging. Bij Opijnen ligt de Waal tegen de dijk; een schaardijk. Tussen Varik en Heesselt én bij Zennewijnen ligt een smalle uiterwaard aan de dijk. Voorheen waren dit schaardijken, maar de rivier is vanaf de jaren 1900 met kribben van de dijk afgelegd.
De oeverwaldijk is verder onder te verdelen in subtypen. Binnendijks zijn dat de landelijke oeverwaldijk (tussen de velden), dorpsdijk (in de dorpen) en de Landgoeddijk (ter hoogte van Landgoed Waardenburg en Neerijnen). Buitendijks zijn dit de kronkelwaarddijk (langs de brede uiterwaarden) en de schaardijk (dijk direct aan de Waal) (zie Figuur 2).
[1] Oeverwallen zijn langgerekte hoogtes die langs de oever van een rivier liggen. Ze zijn door de rivier zelf gevormd door afzetting van grof zand en fungeren als een soort ‘natuurlijke dijk’ die de rivier in zijn stroombedding houdt. Een oeverwaldijk benadrukt deze natuurlijke vorming van de dijk.

Buitendijks landschap: uiterwaarden
De uiterwaarden in het plangebied zijn niet overal even breed en op een aantal plekken vrijwel afwezig. Brede uiterwaarden hangen samen met een voormalige door dynamiek of mensenhand verlegde bedding van de Waal. De uiterwaarden zijn zeer gevarieerde halfopen gebieden met voornamelijk gebogen structuren en reliëf, die voortkomen uit de stroombeddingen en afzettingen van de Waal. Door de aanwezigheid van bomensingels en bossen is de Waal niet overal zichtbaar vanaf de dijk.
Het grondgebruik is deels cultuurlijk met (extensieve) vormen van landbouw dicht bij de dijk. Het andere deel is voornamelijk natuurlijk. Daarnaast zijn in de uiterwaarden pleksgewijs winputten aanwezig. Dicht bij de dijk komen bossen en killen met ondiep water en afgetichelde laagtes met moerasvegetatie voor. Deze waterlichamen zijn in de loop van de tijd steeds meer verland en in de huidige situatie vrij smal. Dicht bij de rivier zijn voornamelijk strangen, nevengeulen en natuurlijke graslanden op hoge delen te vinden.
In de uiterwaarden komt nauwelijks bebouwing voor en bevindt zich slechts in beperkte mate infrastructuur. De aanwezige bebouwing is gevestigd op hoger liggende ’hoogwatervrije’ gronden. Het gaat om enkele buitendijkse huizen en een drietal steenfabrieken waarvan er twee niet meer als zodanig in gebruik zijn. De volgende uiterwaarden met eigen kenmerken vallen te onderscheiden:
- Passewaay – De uiterwaard van Passewaay wordt gedomineerd door een gegraven nevengeul. Aangezien er slechts op enkele plekken boomgroepen aanwezig zijn, zijn de Waal en de overzijde van de rivier goed waarneembaar.
- De Stiftsche Uiterwaarden – Deze uiterwaarden zijn deels vergraven voor winning van grondstoffen en momenteel er is een nieuwe winput in ontwikkeling. In het westen zijn geulen gegraven die zowel binnen als buiten de zomerkade een natuurfunctie hebben. Deze gebieden zijn als gevolg van een KRW-maatregel met elkaar verbonden. In het oosten ligt in de uiterwaarden een hoog deel met waardevol grasland. Er loopt een kil dwars door de uiterwaard en ten noorden daarvan ligt oudhoevig land tegen de dijk aan. Tussen de dijk en de zomerkade is de Stiftsche Uiterwaard vrij dicht beplant en de Waal beperkt waar te nemen.
- De Heesseltsche Uiterwaarden – Recentelijk zijn in het westen achter de zomerkade geïsoleerde geulen gegraven en langs de Waal een aantal nevengeulen. In het oosten ligt oudhoevig land en zijn agrarisch gebruikte gronden aanwezig. Aan de teen van de dijk liggen (deels verlande) afgetichelde laagtes en killen. Door verspreidde beplantingen is de Heesseltsche Uiterwaarden half-open en is er maar deels zicht op de Waal.
- De Rijswaard – De Rijswaard is onderdeel van het landgoed Waardenburg-Neerijnen. Het gebied is nauwelijks vergraven en het beheer en gebruik van het gebied behoudend. Hierdoor is de Rijswaard een gevarieerde uiterwaarde met cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen zoals hagen, meidoornsingels, ooibossen en knotwilgenbossen, en ‘killen’ aan de teen van de dijk. Bijzonder is de bomenlaan en tevens zichtas vanaf kasteel Neerijnen tot aan de dijk. Deze loopt door in de uiterwaarden. De Rijswaard is in het centrale deel vrij open en aan de randen besloten door bossen. Daardoor is de Waal met name ter hoogte van het landgoed goed waarneembaar en is er ruim zicht op de overzijde van de rivier.
De overige smalle uiterwaarden bij Varik en Zennewijnen bestaan grotendeels uit grasland en zijn in agrarisch gebruik. De openheid en de nabijheid zorgen voor een sterke beleving van de Waal en de overzijde van de rivier.
Binnendijks landschap
Het binnendijkse gebied wordt gekenmerkt als een landschap van oeverwallen en stroomruggen. Het is een afwisselend landschap met vele doorzichten tussen boomgaarden en andere groenstructuren heen. Op de oeverwal is dit zogenaamde coulissenlandschap kleinschalig en verdicht. In het landschap van de stroomruggen is er sprake van een half open landschap met hier en daar doorzichten over grotere afstanden. De structuur van watergangen, wegen en bebouwing is in hoge mate bepaald door stroomruggen in de ondergrond en het verloop van de oeverwal. De banen van de stroomruggen zijn zeer weelderig en ook de oeverwal heeft een slingerend verloop. Dit zorgt voor een gevarieerde schakering van regelmatige verkavelingsstructuren en afwateringspatronen. De oost-westoriëntatie, voortkomend uit het westwaarts afstromen van de rivier, overheerst daarbij. Bij Heesselt zijn een aantal complexen van kromakkers[2] te vinden die van grote cultuurhistorische waarde zijn.
Wegenstructuur
De hoofdstructuur van het wegennetwerk volgt de oost-westrichting van de dijk en de stroomruggen. Dwars daarop liggen landwegen die naar de dorpen en boerderijen leiden. De Waalbandijk vormt een algemene verbinding van het hele gebied, maar wordt voor de ontsluiting op dagelijkse basis niet intensief gebruikt.
Bebouwingsstructuur
De meeste woonkernen liggen op de oeverwallen en aan de dijk. Op diverse plaatsen zijn bebouwing en dijk in elkaar vergroeid, met name op de knooppunten waar straten in de dorpen dwars op de dijk staan (Voor- en Achterstraten). Dit is vaak de plek van de eerste bewoning. Bouwwerken met een monumentale status zijn daarom voornamelijk op deze knooppunten te vinden. In en buiten de dorpen is langs de dijk lintbebouwing aanwezig, afgewisseld met enkele woonclusters. De woonclusters zijn gericht op de dijk. De lintbebouwing staat ’met de rug naar de dijk’ met achtertuinen die doorlopen tot aan de dijk. Ook bij de losse lintbebouwing parallel aan de dijk is dit veelal het geval. Individuele bebouwing aan de dijk is vrijwel altijd georiënteerd op de dijk en worden daarvanaf ontsloten.
Grondgebruik
De bodemsamenstelling van oeverwallen en stroomruggen is geschikt voor fruitteelt, akkerbouw en weidegronden. Er is naar verhouding veel fruitteelt binnen dit gebied. Langs het gehele dijktracé zijn de eerder genoemde gebruiksvormen (fruitteelt, akkerbouw en weide) te vinden. Dit gebruik loopt door tot de teen van de dijk.
Landgoed Waardenburg – Neerijnen
Van bijzondere betekenis is het landgoed Waardenburg-Neerijnen. Kasteel Waardenburg was oorspronkelijk een verdedigingswerk. Bewoning van het kasteel vond al plaats rond 1235 n.Chr.. Ook de Rijswaard is onderdeel van het landgoed. In de vele eeuwen van bestaan is in de hoofdopzet van het landgoed weinig veranderd. Het is nu een Rijksbeschermde Buitenplaats en onderdeel van het Rijksbeschermd dorpsgezicht. Het is eigendom van Geldersch Landschap en Kasteelen. Bij kasteel Waardenburg bundelen zich verschillende waarden: het kasteel en de gracht zelf, de monumentale huizen, de molen en het dijkmagazijn op het buitentalud. Binnen het terrein en in het dorp Neerijnen zijn vele bijzondere elementen en monumenten aanwezig. Landgoed, dijk en dorp zijn hier sterk in elkaar vergroeid. In de jaren ’80 van de vorige eeuw is een parkachtige omgeving gecreëerd op basis van het plan welke Jan David Zocher rond 1920 heeft ontworpen voor het landgoed. Delen van het bos op de dijk, de kweltuin en de natte bossen met bijzondere ondervegetaties zijn uniek in ons land.
[2] Een kromakker is een middeleeuwse kavelvorm. Het zijn smalle en langwerpige akkers in de vorm van de letters S of C. Ze komen uitsluitend voor in het rivierengebied.
Voor het plangebied is cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd (Raap 2016 en aanvulling in 2019). Hieruit blijkt dat het plangebied cultuurhistorisch zeer waardevol is. In het plangebied zijn diverse beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig, waaronder een groot aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten en het beschermd dorpsgezicht van Neerijnen (waar ook het kasteel van Neerijnen en van Waardenburg en een deel van de Rijswaard onderdeel van uitmaken).

Daarnaast liggen er drie van rijkswege beschermde buitenplaatsen aan of nabij de dijk: buitenplaats Waardenburg en buitenplaats Neerijnen, beide aan de westzijde van het plangebied, en buitenplaats Ophemert in het oosten. Deze zijn weergegeven in de onderstaande figuur.

Het meest westelijke deel van de dijkversterking, tussen Waardenburg en Neerijnen, wordt de Landgoeddijk genoemd en is onderdeel van het Landgoed Waardenburg – Neerijnen. De effecten van de dijkversterking op het landgoed komen aan bod in paragraaf ‘Effecten & Mitigatie’.
Binnendijks zijn de historische kernen cultuurhistorisch waardevol omdat het historisch stratenpatroon en de bebouwing gaaf behouden zijn. Veel wegen langs de dijk zijn ontstaan als kwelkade/scheiding tussen dijk met veel kwel en de rest van het poldergebied. Grote delen van de oeverwallen zijn ook cultuurhistorisch waardevol omdat het wegenpatroon, de verkaveling en het grondgebruik goed behouden zijn gebleven. De dijk is een waardevol element voor de omgeving, omdat het verloop van de dijk de rijke geschiedenis van dit deel van het rivierengebied leesbaar maakt. In de afgelopen decennia is de dijk door verhoging en verharding zijn historische profiel deels verloren.
Romeinse tijd
Er zijn rond de dijk verschillende waarnemingen gedaan die de aanwezigheid van de Romeinen in het gebied aantonen. Zo is er in de uiterwaard tussen Zennewijnen en Tiel een altaar en keramiek gevonden. Ook zijn er resten gevonden van een Romeinse Villa nabij Zennewijnen. Ter hoogte van Opijnen zijn sporen gevonden van een grafveld. De Germaanse invallen aan het begin van de 5e eeuw (begin Merovingische dynastie) betekende het einde van het Romeinse gezag.
Middeleeuwen
Vanaf de 8e eeuw nam het aantal inwoners in het rivierengebied sterk toe, aangezien de oeverwallen bij onder andere de Waal aantrekkelijk waren om te wonen. Vanaf de nederzettingen startten nieuwe ontginningen. Om het land te kunnen bebouwen, moest het
water worden beheerst. Daartoe werden sloten gegraven en dijkjes gebouwd. Eerst gebeurde dat rond de natuurlijke ruggen, de oeverwallen, en op de hellingen hiervan, vervolgens in de lage, natte kommen. Bij de aanleg van dijkjes en sloten lieten de dorpelingen zich leiden door de aanwezigheid van hoogten, geulen en laagten. Ze ontwikkelden op deze manier een effectief watermanagement. Dit schiep de voorwaarden voor de duurzame cultivering van hun land en voor de oprichting van de waterschappen.
In de Karolingische Tijd (750-900) nam het aantal bewoners van het rivierengebied nog meer toe. Vaak kwamen boerderijen bijeen te staan zodat een dorpje ontstond. Daarbij ontwikkelden zich dorpen van het ronde en het gestrekte type. In ronde dorpen stonden de hoeven veelal bij een brink waar het vee werd verzameld voor het naar de gemeenschappelijke weiden ging. In gestrekte dorpen stonden de boerderijen langs parallelle wegen. Aan het eind van de Karolingische Tijd bestonden al veel dorpen langs de Waal, soms al met een kerkje van hout of veldkeien. Op de oeverwalhellingen lagen gemeenschappelijke hooi- en weilanden
Het gebied rond de Waal kende rond het jaar 1000 na Christus al enkele belangrijke handelssteden, waaronder Tiel. Deze stad had in de hoge middeleeuwen al tolrecht en een eigen munt. Steden in Noord-Duitsland en rond de Oostzee verenigden zich in de dertiende en veertiende eeuw in de Hanze. Zij beschermden zo hun eigen handelsbelangen. Rond 1400 richtte de Hanze zich ook op het Nederlandse gebied en werd Tiel ook lid. Er zijn dan ook in Tiel veel opgravingen gedaan die verwijzen naar een rijk handelsverleden en de tijd van de Hanze. De vroegmiddeleeuwse munten van Tiel werden tot ver in Scandinavië en zelfs Rusland teruggevonden. Het Hanzelidmaatschap van Tiel heeft tot in de zeventiende eeuw geduurd.
De dorpen Waardenburg en Neerijnen worden al in 997 genoemd. Waardenburg toen nog onder de noemer ’Hiern’. De naam Waardenburg komt van het in 1265 gestichte Kasteel Waardenburg. De oorsprong van Kasteel Neerijnen (Huis Klingelenburg) ligt in de 14e eeuw. Het huidige huis is in circa 1600 op de fundamenten van het oude huis Klingelenburg gebouwd.
Militaire erfgoedkundige waarden: Tachtigjarige oorlog
Gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vormden de grote rivieren een belangrijke strategische factor. Ze dienden zowel voor troepenverplaatsing als voor een natuurlijke defensielijn. Bij de verovering van grondgebied speelden de steden een cruciale rol, zo ook Zaltbommel ten zuiden van de Waal. Aan de hand van ARCHIS3 en historische kaartmateriaal uit het Gelders archief, collectie Rijksmuseum en geheugenvannederland.nl heeft een aanvullende inventarisatie plaatsgevonden van elementen met betrekking tot het Beleg van Zaltbommel in 1599. Hierbij is onder andere een deel van de schans bij Heesselt gelokaliseerd.
Een deel van de gracht lijkt in 1809/10 nog te hebben bestaan. Deze is als depressie nog waarneembaar op het AHN2. Waarschijnlijk betreft dit het oostelijk deel van de gracht om de schans. Ook is een deel van een gedekt kanaal dat tijdens het beleg werd gegraven bij Heesselt gelokaliseerd. Een klein deel van de gracht is nog herkenbaar als ondiepe geul aanwezig in de uiterwaarden. Dergelijke sporen uit de Tachtigjarige Oorlog zijn zeer zeldzaam en mede daarom zeer waardevol.
Hoewel het aantal nog aanwezige elementen zeer beperkt is, zijn de belangrijkste structuren en daarmee hun samenhang nog aanwezig. Op de delen van de dijk die het verst de rivier in staken, voornamelijk langs schaardijken, werden wachtposten in de vorm van redoutes met torens geplaatst. Zij maakten deel uit van een verdedigingslinie uit de Tachtigjarige Oorlog, en wel in de periode omstreeks 1627. Veel van deze locaties zijn nog steeds herkenbaar als knik in de dijk of als erflocatie.

Militaire erfgoedkundige waarden: Tweede wereldoorlogserfgoed
Een andere belangrijke periode in de militaire historie van het gebied is de tweede wereldoorlog. Met het toenemen van de internationale spanningen in de jaren dertig van de twintigste eeuw werden ook in Nederland maatregelen genomen door de aanleg van verdedigingswerken en de bescherming van de bevolking. In de verdedigingsplannen werd de Grebbelinie in februari 1940 aangewezen als hoofdverdedigingslijn. De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde het Oostfront van de Vesting Holland. Aangezien de dijk tussen beide linies in ligt, zijn er tijdens de mobilisatieperiode in 1939-1940 geen verdedigingswerken aangelegd in dit gebied [RAAP, 2016]. Echter, na de Slag om Arnhem in september 1944 kwam de frontlijn in het rivierengebied te liggen. Op de noordoever van de Waal lieten de Duitsers uitgebreide stelsels van loopgraven, stellingen en mangaten aanleggen, zowel op en langs de dijken als in de uiterwaarden. Op luchtfoto’s uit 1944 en 1945 zijn een aantal beddingen en loopgraven aangetroffen, maar ook mogelijke onderkomens. Deze betroffen waarschijnlijk kleine personeelsonderkomens welke aan de noordelijke zijde (beschut tegen vijandelijk vuur) in de dijk ingegraven waren.
Beschrijving per deelgebied
Passewaaij
Net buiten het plangebied van deelgebied Passewaaij ligt het inundatiekanaal bij Tiel. Dit kanaal is onderdeel van de Hollandse Waterlinie en is genomineerd voor de werelderfgoedlijst van Unesco. Dit gebied wordt hoog gewaardeerd. De steenfabriek (dijkvak 5), het binnenwaartse gebied (o.a. archeologische vindplaatsen) en Passewaaij worden ook op de Cultuurhistorische waardenkaart (zie onderstaande figuur) hoog gewaardeerd (oranje). Het overige gebied is gemiddeld gewaardeerd (geel).

Binnen dit deelgebied worden drie ensembles[1] genoemd (RAAP 2019) die als samenhangend geheel aan cultuurhistorische waarden een meerwaarde biedt voor de omgeving en historie van de dijk. Het betreft het Inundatiekanaal, Drie Wielen en Passewaaij.
[1] Ensembles zijn gebieden waar de samenhang van cultuurhistorische waarden voor een meerwaarde zorgt. Dit kan bijvoorbeeld door een hoge mate van gaafheid of zeldzaamheid van de afzonderlijke onderdelen, maar ook door de mate van leesbaarheid van het cultuurhistorisch landschap door de samenhang van elementen.
Zennewijnen
Binnen deelgebied Zennewijnen ligt tussen dijkvak 5 en de noordelijke helft van dijkvak 6 een (voormalige) steenfabriek welke geen cultuurhistorische waarde kent, maar wel kenmerkend is voor het gebruik van de Waal als belangrijke ader. De bebouwing van Zennewijnen ligt relatief dicht tegen de voormalige schaardijk aan. Aan de dijk ligt het voormalige veerhuis De Roode Molen, met daar tegenover de voormalige veerstoep waar tot ca. 1910 een voerveer naar Dreumel lag. Zennewijnen kent een relatief hoge dichtheid aan rijks- en gemeentelijke monumenten. Zennewijnen en haar omgeving worden op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid met een hoge waardering (oranje). Ten zuiden van Zennewijnen is de waardering zelfs zeer hoog (rood).

Ophemert
In deelgebied Ophemert zijn er ter hoogte en ten zuiden van de kern enkele bestaande overtuinen, oude overtuinen en killen die een zeer hoge cultuurhistorische waardering krijgen (RAAP, 2019). Het grootste gedeelte van dit deelgebied wordt gemiddeld (geel) tot hoog (oranje) gewaardeerd.

Binnen dit deelgebied worden twee ensembles genoemd (RAAP 2019) die als samenhangend geheel aan cultuurhistorische waarden een meerwaarde biedt voor de omgeving en historie van de dijk. Het betreft Ophemert-dorpskern en Ophemert-Akkerstraat.
Het ensemble van Ophemert dorp omvat de historisch dorpskern, de aangrenzende dijk en de overtuinen. Er is hier sprake van een gave en bijzondere relatie tussen het binnen- en buitendijks gebied. Het dorp kende sinds het einde van vroege middeleeuwen twee kerken, de huidige St. Maartenskerk en de St. Lambertus kerk die in of kort na 1682 is afgebroken. Fundamenten en een grafveld zijn nog aanwezig in de ondergrond nabij de Goossen Janssenstraat en de Waalbandijk. Dit ensemble vertegenwoordigt een hoge cultuurhistorische waarde, vanwege de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van de overtuinen in relatie tot de restgeul (steilrand), de volmiddeleeuwse dorpskern en het landgebruik (boomgaarden). Het ensemble van de Akkerstraat vertegenwoordigt een hoge cultuurhistorische waarde vanwege de zeldzaamheid van het nog intacte oudhoevig land en de herkenbaarheid van de bedijkingsgeschiedenis door de dijkputten buitendijks en de historische erven binnendijks.
Varik
Het gebied ten noorden van het dorp Varik, ter hoogte van het voormalige kasteel en de molen, krijgt een gemiddelde waardering voor de aanwezige landschapstypen. Varik zelf wordt hoog gewaardeerd en het buitendijkse gebied ten zuidoosten van Varik zelfs als zeer hoog (rood).

Binnen dit deelgebied worden twee ensembles genoemd (RAAP 2019) die als samenhangend geheel aan cultuurhistorische waarden een meerwaarde biedt voor de omgeving en historie van de dijk. Het betreft Varik – kasteel en molen en Varik – dorpskern. Ooit moeten het kasteel en de molen nauw verweven zijn geweest met het dorp Varik en de dijk. Het kasteel controleerde door zijn ligging op de oeverwal het landverkeer over de dijk en de scheepvaart over de Waal. Varik zelf is het restant van een deels verzwolgen dorpskern ontstaan op de oeverzone van de Waal. De kern is opgebouwd uit parallel lopende wegen met daarlangs de historische erven. Doordat een deel van het dorp is weggeslagen lopen deze wegen nu dood op de dijk nabij de Dikke Toren van Varik.
Kwelbos Varik – Donkerstraat
Vrijwel het gehele kwelbos wordt zeer hoog gewaardeerd (rood). Maar ook aan de buitenzijde van de dijk wordt een groot gebied aangeduid met een zeer hoge waardering. Het binnendijkse gebied ten westen van het kwelbos krijgt een hoge waardering.

Het ensemble Varik – kwelkom betreft een zeldzaam fraai ensemble van één van de grootste kwelkommen van Nederland nabij een historische inlaagdijk, later schaardijk. Het huidige dijktracé langs de kwelkom is aangelegd na een dijkvoorbraak rond 1630. Mogelijk is het land binnen de kwelkom gebruikt voor aardhaling voor de aanleg van de nieuwe dijk, tussen de zuidpunt van de kwelkom en de Dikke Toren van Varik. De kwelkom vertegenwoordigt een zeer hoge cultuurhistorische waarde doordat deze gaaf en herkenbaar is, en vanwege zijn omvang zeer zeldzaam is.
Heesselt
Bij Heesselt zijn de brede uiterwaarden ten westen van de kern zeer hoog gewaardeerd. De kern zelf kent een hoge waardering. In dijkvak 22 en 23 ten zuiden van Heesselt, liggen een aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in de buurt van de dijk. Gemeentelijke monumenten zijn de dienstwoningen aan de buitenzijde van dijkvak 23 (Waalbandijk 1, 3, 5 en 7) en de opzichterswoning aan de binnenzijde in dijkvak 22 (Waalbandijk 78). Zowel de Heesseltsche Uiteraarden als de dorpskern van Heesselt zijn aangemerkt als ensemble.

De zich steeds verleggende Waalstroom heeft een grote invloed gehad op het dijktracé en aangrenzend land. De verschillende fases van de Waalstroom zijn afleesbaar in het hoekige en bochtige tracé van de dijk. Het lijkt er sterk op dat in deze fases ook een deel van het dorp Heesselt is opgegeven: de dorpsstructuur eindigt abrupt bij de dijk, alsook de verkavelingsstructuur buiten het dorp. De leesbaarheid van het historisch landschap is hoog, mede doordat het dorp een gave verkavelings – en nederzettingstructuur kent, waarbinnen een relatief groot aantal monumenten (o.a. kerk met kerkhof) en historische boomgaarden voorkomt. Aan het buitentalud komt een aantal arbeiderswoningen voor met een gemeentelijke monumentenstatus, behorende bij de steenfabriek in de uiterwaarden.
Heesseltsche uiterwaarden
Bij de Heesseltsche uiterwaarden zijn de brede uiterwaarden zeer hoog gewaardeerd net als veel stroken direct aansluitend op de buitenteen van de dijk. Buitendijks ligt oudhoevig land bij dijkvak 25, 26 en 27. Bij dijkvak 25 zijn kromakkers en hoogstamfruitakkers gelegen, met een hoge cultuurhistorische (ensemble)waarde. Ook het oudhoevig land in dijkvak 28 heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Het oudhoevig land ligt zowel aan de binnenzijde als buitenzijde van de waterkering. In de bodem van oudhoevig land kunnen relicten van eerder gebruik (bebouwing en infrastructuur) voorkomen.
In dijkvak 28, 29 en 30 staan een aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten op enige afstand van de dijk. Deze liggen allen langs de Zandstraat, op geruime afstand van de dijk.

Ook Opijnen – Zandstraat valt als ensemble te scharen onder het deelgebied Heesseltsche Uiterwaarden. Dit ensemble omvat de Zandstraat en de twee inlaagdijken aan de zuidkant hiervan. De Zandstraat ligt binnen een hoog gewaardeerd cultuurlandschap, vanwege het historisch lint en de redelijk gave verkaveling en grondgebruik. Langs dit deel van de Zandstraat komen 4 gemeentelijke monumenten en 2 rijksmonumenten voor. Hiervan ligt 1 gemeentelijk en 1 rijksmonument in de directe nabijheid van de dijk. Binnen dit ensemble komen enkele historische boomgaarden voor, waarvan één deel uitmaakt van het erf van het rijksmonument. Ook komt aan het binnentalud van de dijk een 111 jaar oude zwarte populier voor.
Opijnen
Bij Opijnen ligt een markante schaardijk, welke een hoge waardering krijgt. Rondom de dorpskern van Opijnen liggen enkele rijks- en gemeentelijke monumenten. Het dorp Opijnen is ook aangemerkt als ensemble.

De dorpskern van Opijnen vertoont het beeld van een zwaar geschonden dorpskern als gevolg van het uitbochten van de Waal, vanuit de Kil van Hurwenen. Een deel van de kern, waaronder de kerk, is verzwolgen, zodat de dorpskern aan de zuidkant hard afbreekt. De teruggelegde dijk aan de zuidkant werd een schaardijk. Binnen de dorpsstructuur komen relatief veel monumenten voor: 9 gemeentelijke monumenten, waarvan 3 op of direct aan de dijk; 2 rijksmonumenten, waarvan 1 direct aan de dijk.
Rijswaard
De cultuurhistorische waarde van deelgebied Rijswaard is zeer hoog. Het grootste deel van uiterwaarden en de regio rondom de dorpskernen van Neerrijnen en Waardenburg en het noordelijke deel van Opijnen (dijkvak 34) wordt als zeer hoog bestempeld (rood).

Daarnaast ligt binnendijks (deels monumentale) bebouwing, zoals de kastelen van Waardenburg en Neerijnen, de molenbiotoop en het dijkmagazijn. De landgoederen van de kastelen behoren tot een Rijksbeschermde buitenplaats (dijkvak 39, 40), die zich in het Rijksbeschermde dorpsgezicht van Neerijnen bevindt (dijkvak 34 t/m 41).
Aan de binnenzijde bij dijkvak 34 ligt het voormalig directeurshuis van de steenfabriek. Deze woning ligt op het niveau van de dijk in het dijktalud en is een Rijksbeschermd monument.
Aan de binnenzijde van dijkvak 38, 39 en 40 liggen de landgoederen van kasteel Neerijnen en kasteel Waardenburg. Kasteel Waardenburg ligt in dijkvak 40 in de beschermingszone van de dijk en kasteel Neerijnen ligt aan de binnenzijde van dijkvak 39, buiten de beschermingszone van de dijk. Zowel binnendijks bij dijkvak 40 als buitendijks bij dijkvak 41 liggen enkele Rijksbeschermde monumenten in de kernzone van de dijk: de molenbiotoop, het dijkmagazijn en het natuurhistorisch museum ‘De Oersprong’.
Het plangebied en haar directe omgeving is rijk aan archeologische vindplaatsen die in datering kunnen variëren van de Steentijd tot en met de Nieuwe Tijd. Met name vindplaatsen vanaf de Romeinse Tijd, die veelvuldig in de omgeving aanwezig zijn, kunnen zich relatief ondiep onder het maaiveld bevinden. Nederzettingen werden in het verleden veelal gesticht op zogenaamde stroomgordels, de relatief hooggelegen opgevulde oude rivierlopen en -meanders, en de beddingen hiervan.
In een groot deel van het projectgebied komen in de ondergrond resten van deze fossiele stroomgordels voor, die op verschillende momenten in de tijd zijn verland (en daarmee geschikt zijn geworden voor bewoning).
Daarnaast is er sprake van de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten die gekoppeld zijn aan de huidige historische kernen, zoals Ophemert, Varik en Neerijnen, alsmede resten die op of in de dijk worden verwacht, zoals enkele specifieke historische locaties (waaronder een voormalige molen en een synagoge) en enkele woonbunkers uit de Tweede Wereldoorlog. Om meer inzicht te verkrijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in het dijklichaam is in oktober 2019 een grondradaronderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat zich in het dijklichaam verstoringen in de bodem bevinden die impliceren dat mogelijke archeologische resten nog aanwezig kunnen zijn.
Verder liggen zeer nabij het plangebied, en deels in het plangebied enkele reeds bekende behoudenswaardige archeologische vindplaatsen, te weten:
- Het inheems-Romeinse nederzettingsterrein Tiel-Passewaaij: net buiten het dijklichaam ter hoogte van dijkvak 4. Hier worden geen ingrepen uitgevoerd. Een mogelijk Romeins grafveld behorende bij het nederzettingsterrein, op de overgang van dijkvak 3 en 4 valt echter wel binnen de contour van het dijkontwerp. De resten van het grafveld bestaan uit inhumatie- en crematiegraven en zijn waargenomen zowel binnendijks (direct onder de bouwvoor) als buitendijks (circa 2 meter beneden maaiveld) in het uiterste zuiden van dijkvak 3 en het noorden van dijkvak 4.

- De Lambertuskerk te Ophemert, ter plekke van dijkvak 10. Deze voormalige Middeleeuwse kerk, met bijbehorende begraafplaats ligt deels buiten, deels onder het huidige dijklichaam en derhalve deels ook binnen de contour van het dijkontwerp. De kerk is in de 17de eeuw afgebroken, waardoor vermoedelijk de middeleeuwse begravingen relatief goed bewaard zijn. Het terrein is in de jaren ’80 en nogmaals in 2003 onderzocht. Uit de resultaten van de onderzoeken is gebleken dat de funderingen van de Lambertuskerk goed bewaard zijn gebleven en zich grotendeels onder de dijk bevinden. Daarnaast zijn rondom de kerk begravingen aanwezig uit de 11de tot en met 17de

- Het terrein Huis Varik: een Middeleeuws kasteel/landhuis en een nabijgelegen Middeleeuws nederzettingsterrein ter hoogte van dijkvak 16. Het kasteelterrein ligt deels ter plekke van een deel van de dijk waar een binnenwaartse asverschuiving plaatsvindt. Ter hoogte van de binnengracht van het kasteel wordt een constructie middels damwanden aangebracht.

Met betrekking tot de archeologische advisering en effectbeschrijving is een aantal uitgangspunten gehanteerd die zijn gebaseerd op aannames naar aanleiding van het (concept) dijkontwerp en gesprekken met de bevoegde overheden (gemeenten Tiel en West-Betuwe):
- In het kader van het plaatsen, vervangen of ophogen van damwanden is geen vervolgonderzoek geadviseerd, aangezien deze werkzaamheden een klein effect hebben op mogelijke archeologische resten, waarbij de onderzoeksinspanning voor deze locaties waarschijnlijk niet in verhouding staat tot de potentiële kenniswinst die een archeologisch onderzoek zou opleveren.
- Op de locaties in het plangebied waar de dijk grenst aan een bekende archeologische vindplaats (in dijkvakken 4, 13, 14, 17 en 31), is geadviseerd om negatieve effecten op archeologische waarden, die worden veroorzaakt door eventuele trillingen, te beperken door een alternatieve werkwijze te kiezen. De voorgestelde werkwijze op deze locaties dient vooraf te worden overlegd met het bevoegd gezag.
- Er is geadviseerd in de gebieden waar een hoge archeologische verwachting geldt binnen 50 cm beneden maaiveld, geen bodemingrepen uit te voeren in het kader van de inrichting van het werkterrein. Tijdelijke bouwwegen, bijvoorbeeld, dienen te worden aangelegd middels rijplaten op het maaiveld of op een opgehoogd terrein.
- Indien de diepte van een (verwacht) archeologisch niveau bekend is, wordt een marge van 0,3 meter gehanteerd tussen het archeologisch niveau en de maximale toegestane diepte van de bodemingrepen. Indien de diepte van het (verwachte) archeologisch niveau niet bekend is en wel bodemingrepen dieper dan 0,3 meter beneden maaiveld zijn gepland, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd indien de verwachte diepte van het niveau binnen 1,5 meter beneden maaiveld is.