Duurzaam GWW
Het thema duurzaamheid is opgepakt op basis van de Duurzaam-GWW2.0 aanpak. In deze planuitwerkingsfase is als eerste stap een Ambitiewebsessie uitgevoerd. Vervolgens zijn maatregelen ontwikkeld om invulling te geven aan deze ambities. Een deel van de maatregelen vind zijn weerslag in het Projectplan Waterwet, andere maatregelen worden uitgewerkt in het kader van het realisatiecontract. In dit hoofdstuk is dit proces en de uitkomsten ervan nader toegelicht.
Ambitieweb
In het Ambitieweb definieert een project op 12 thema’s de ambities, ingedeeld in drie niveaus. Niveau 1 is regulier, conform de wetgeving en conform de gangbare praktijk. In niveau 3 wordt actief gezocht naar meerwaarde en het toevoegen van kwaliteit. Niveau 2 zit daar tussen in: beter dan standaard, maar niet per se met meerwaarde voor het thema.
Onderstaande figuur toont het vastgestelde Ambitieweb voor het project Tiel-Waardenburg.

De thema’s waarvoor een ambitieniveau 3 is vastgelegd zijn Energie, Materialen, Water, Ecologie/biodiversiteit en Ruimtelijke Kwaliteit. De thema’s Energie, materialen en Biodiversiteit zijn vervolgens nader uitgewerkt als duurzaamheidsthema’s. De thema’s Water, Ecologie (algemeen) en Ruimtelijke kwaliteit (binnen het aspect Landschap) zijn elders in dit MER beschreven.
Doelstelling
Binnen het thema Energie is als doelstelling geformuleerd: het realiseren van een energieneutraal project waarbij alle benodigde energie om het project uit te voeren wordt opgewekt door hernieuwbare energie.
Deze doelstelling is niet binnen het project getrokken, maar is geformuleerd op het niveau van de HWBP-projecten binnen het Waterschap. De reden is dat het effectiever en efficiënter is om dit centraal op te pakken. Er is wel gekeken naar maatregelen die het mogelijk maken om vanuit het project aan deze doelstelling bij de dragen.
Om zicht te krijgen op de omvang van deze doelstelling is een berekening van de CO2-kosten van de aanlegfase gemaakt met Dubo-Calc. De uitkomst hiervan is circa 82 duizend ton CO2. Om dit in 25 jaar te compenseren is een duurzame energieproductie van ca 10 [check] ha zonnepanelen (of een equivalent daarvan in andere vormen van opwekking van duurzame energie) noodzakelijk.
Maatregelen
Maatregelen om de CO2-emissie van het project te reduceren zijn stapsgewijs geformuleerd op basis van de Trias Energetica:
- Energiegebruik zoveel mogelijk beperken;
- Benodigde energie duurzaam opwekken.
Beperken van het energiegebruik van de aanleg
Voor het beperken van het energiegebruik van de aanleg zijn er twee aanknopingspunten: 1. de keuze van materialen met een lage CO2-inhoud en 2. het beperken van het energiegebruik van materieel.
Het eerste speelt een rol bij bijvoorbeeld de keuze tussen stalen of kunststoffen schermen als maatregel tegen piping. In het VO is dit voor een aantal dijkvakken nader geanalyseerd. Zo blijkt dat pipingschermen van kunststof tot lagere CO2-kosten leiden dan stalen damwanden. De uiteindelijke keuze van materialen wordt overgelaten aan de aannemer, waarbij deze wordt gestimuleerd om tot een verlaging van de CO2-kosten te komen.
Het tweede gaat om het beperken van grondverzet, bijvoorbeeld door het stimuleren van de toepassing van gebiedseigen grond, het beperken van afvoer van materiaal (dus zoveel mogelijk hergebruik) en een efficiënte logistiek.
In het kader van de voorbereiding van het realisatiecontract wordt uitgewerkt in hoeverre en op welke wijze de aannemers worden uitgedaagd om het energiegebruik van de aanleg zoveel als mogelijk terug te brengen.
Opwekken van duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie behoort niet tot de scope van de dijkversterking. Zoals hiervoor aangegeven is het effectiever om dit breder op te pakken en hiervoor bijvoorbeeld aansluiting te zoeken bij de Regionale Energiestrategie (RES) voor Rivierenland. Binnen het project zijn wel enkele mogelijkheden verkend.
- Windenergie
Grote windmolens (2-5 MW) zijn niet toepasbaar binnen het plangebied van de dijkversterking. Er zijn geen locaties waar voldoende afstand van woningen is te houden. Er zijn op basis van dit criterium wel mogelijkheden in de uiterwaarden. De afweging daarvoor ligt bij andere overheden binnen het kader van de RES.
- Zonne-energie
Landelijk loopt er een aantal pilots met zonnepanelen op dijktaluds. Waterschap Rivierenland werkt daar op een andere locatie aan mee. Besloten is om die ervaringen af te wachten alvorens dergelijke initiatieven in nieuwe projecten, zoals Tiel-Waardenburg, een plaats te geven. Indien panelen op taluds een zinvolle bijdrage kunnen leveren kan dit ook na oplevering van de dijkversterking worden toegevoegd.
Voor de locaties van een zonnepark valt te denken aan overhoeken, binnenbermen of drijvende panelen. Plaatsing van zonnepanelen op de buitenzijde van de dijk is ongewenst omdat daar geen bermen komen, maar vooral vanwege het kruidenrijk grasland dat op de buitentaluds komt en dat hoge natuurwaarden heeft. Daarbij is de nabijheid van een aansluitingspunt op het net van belang voor de haalbaarheid. Er worden geen locaties voor zonnepanelen benoemd in het Projectplan.
In relatie tot “Gastvrije Waaldijk” is gekeken naar de mogelijkheid om het wegdek op de dijk uit te rusten met zonnepanelen en daarmee energieleverend te maken. Voor de periode dat het project gerealiseerd wordt is deze techniek vanuit kosten en impact op de gewenste ruimtelijke kwaliteit nog niet voldoende ontwikkeld.
- Warmte
De ruimte onder de binnenberm biedt op een aantal locaties kansen om een WKO-systeem bij (nieuwe) woningbouwprojecten te faciliteren. Hierover lopen gesprekken bij de locatie Molenblok. Investeringen behoren niet tot de dijkversterking en worden gedragen door de ontwikkelaar van de woningen.
- Waterkracht
Waterschap Rivierenland is betrokken bij de ontwikkeling van stuwen waarbij het verval van water wordt benut om elektriciteit op te wekken. De mogelijkheid om deze EQA-stuwen in te zetten in het regionaal watersysteem zijn beperkt. De energieproductie is klein
Doelstelling
De doelstelling voor het thema materialen is het inzetten op hergebruik van materialen en het toepassen van circulaire materialen. Deze doelstelling wordt uitgewerkt in het kader van het opstellen van het realisatiecontract.
Grond
Uit de grondbalans blijkt dat voor de uitvoering van de dijkversterking grond aangebracht moet worden, maar ook grond, die niet in de dijkversterking hergebruikt kan worden, afgevoerd moet worden.
Tabel 1:
Grondbalans
Grondwerkactiviteit |
Hoeveelheid (m3) |
Ontgraven |
736.000 |
Aanvullen kernmateriaal met vrijkomend materiaal |
360.000 |
Aanvullen onderlaag binnen, zand |
167.000 |
Aanvullen onderlaag buiten, klei erosieklasse 1 |
489.000 |
Aanvullen toplaag binnen, klei erosieklasse 2 |
91.000 |
Aanvullen toplaag buiten, klei erosieklasse 1 |
63.000 |
Aanvullen toplaag kruin – weg, klei erosieklasse 1 |
65.000 |
Aanvullen leeflaag, klei erosieklasse 2 |
30.000 |
Overhoogte i.v.m. te verwachten zettingen, vrijkomend materiaal |
187.000 |
Aanvullen teelaarde met vrijkomend materiaal |
168.000 |
|
|
Totaal ontgraven |
736.000 |
Totaal aanvullen vrijkomend materiaal |
715.000 |
Totaal aanvoeren grond |
47.000 |
Totaal afvoeren grond klasse industrie |
69.000 |
|
|
Totaal leverantie klei e.k. 2 |
121.000 |
Totaal leverantie klei e.k. 1 |
618.000 |
Totaal leverantie zand |
170.000 |
In tabel 17-2 is een overzicht opgenomen van de lengte waarover constructies gerealiseerd worden. De lengte aan stabiliteitsconstructies neemt toe. In enkele gevallen bleek een constructieve oplossing namelijk goedkoper dan en oplossing in grond.
Tabel 2: hoeveelheden constructies in VO
Onderdeel |
VO |
Lengte stabiliteitsschermen (km) |
6,500 |
Lengte |
1,400 |
Subtotaal stabiliteitconstructies (km) |
7,9 |
Waarvan lengte gecombineerd |
6,3 |
Subtotaal pipingmaatregelen (km) |
6,3 |
Lengte uitgestelde pipingmaatregelen, met |
9,3 |
Maatregelen
Hergebruik van materialen wordt gestimuleerd. Waar dit samen gaat met een besparing in de aanvoer van grondstoffen gaat dit vanzelf. Maar mogelijk is een verwerkingsslag nodig voordat hergebruik mogelijk is. In het realisatiecontract wordt op basis van het uitgangspunt “primaire grondstoffen nee, tenzij ….. “ innovatieruimte opgenomen om dit mogelijk te maken.
Nieuwe elementen zoals dijkmeubilair worden circulair uitgevoerd.
In het realisatiecontract wordt opgenomen dat een materialenpaspoort moet worden opgesteld.
Binnen het aspect ecologie is voor het thema duurzaamheid specifiek gekeken naar versterking van de biodiversiteit. Biodiversiteit is hierin meetbaar gemaakt met het systeem van natuurpunten dat ontwikkeld is door het Planbureau voor de leefomgeving. Op basis van dit systeem heeft Sweco een calculator ontwikkeld waardoor kaartgegevens in een analyse gehanteerd kunnen worden.
Natuurpunten zijn een maat voor biodiversiteit (feitelijk soortenrijkdom). De formule hiervoor is: Oppervlakte x Kwaliteit x Weegfactor. De aanwezigheid van bepaalde gewenste planten- en diersoorten bepaalt de Kwaliteit van een gebied en de Weegfactor van het natuurtype.
Kwaliteit wordt gedefinieerd als de fractie aanwezige referentiesoorten ten opzichte van de totale doelsoortenlijst van een natuurtype. Hierbij wordt steeds naar drie referentiesoortgroepen gekeken. De referentiesoorten zijn de doelsoorten van het betreffende natuurdoeltype zoals genoemd in het Handboek Natuurdoeltypen (Bal et al. 2001). De kwaliteit kan maximaal 1 zijn, wat het geval is als alle referentiesoorten aanwezig zijn, zoals in de referentiesituatie van het natuurdoeltype. In de praktijk komt dit niet voor in Nederland. Vaak is de aanwezigheid van 20-30% van deze doelsoorten al een goede mate van doelbereiking (Bal et al. 2001). Als bron voor aanwezige soorten kan de NDFF worden gehanteerd, er kan ook informatie worden gebruikt uit meer gerichte inventarisaties van de relevante soortgroepen.
De weegfactor wordt bepaald op basis van uniciteit van de aanwezige soorten: naarmate een soort in meer verschillende natuurtypen voorkomt is deze minder uniek. Het is dus een maat voor de zeldzaamheidswaarde van de in het natuurtype voorkomende soorten. De oppervlakte-eenheid kan vrij gekozen worden, maar bij vergelijkingen van natuurpunten dient wel steeds dezelfde gekozen te worden. In deze rapportage wordt de oppervlakte in hectare gegeven. Natuurpunten kunnen variëren van bijna 0 tot maximaal ruim 3 punten per hectare. De kwaliteit is in de praktijk vaak flink lager dan 1, en zijn waarden hoger dan 0,5 ook in natuurgebieden schaars. Alleen gebieden met een uitzonderlijk hoge biodiversiteit laten natuurpunten zien die groter zijn dan 1 per hectare.
Aan de hand van de aanwezige natuurwaarden (Bron: Nationale databank Flora en Fauna, periode 2009-2019) zijn de natuurpunten bepaald voor de huidige en de toekomstige situatie.
Tabel 3. Oppervlakten en gemiddelde natuurpunten per natuurdoeltype voor huidige situatie en toekomstscenario.
|
huidig |
toekomst |
||
Natuurdoeltype |
opp. (ha) |
gem. natuur-punten |
opp. (ha) |
gem. |
3.08 Langzaam |
0,02 |
– |
0,020 |
0,003 |
3.17 Geïsoleerde |
0,57 |
0,114 |
0,030 |
0,001 |
3.18 Gebufferd |
0,04 |
0,001 |
0,040 |
0,001 |
3.24 Moeras |
0,19 |
0,010 |
0,190 |
0,016 |
3.32 Nat, matig |
0,44 |
0,024 |
0,440 |
0,024 |
3.39 Bloemrijk |
63,54 |
17,545 |
59,540 |
38,343 |
3.53 Zoom, mantel |
0,37 |
0,020 |
0,700 |
0,192 |
3.61 Ooibos |
0,81 |
0,019 |
5,350 |
0,201 |
3.65 Eiken- en |
0,43 |
0,011 |
0,050 |
0,003 |
3.66 Bos van |
0,45 |
0,037 |
0,500 |
0,074 |
4.01 Agrarisch |
3,22 |
0,066 |
3,220 |
0,066 |
4.05 Agrarische |
0,90 |
0,008 |
0,900 |
0,008 |
4.08 |
0,25 |
0,004 |
0,250 |
0,004 |
Totaal aantal |
(71,23 ha) |
17,86 |
(71,23 ha) |
38,93 |
In de huidige situatie levert het gehele dijktraject Tiel – Waardenburg 17,9 natuurpunten op voor de in totaal ca. 71 hectare. In de toekomstige situatie wordt het totaal aantal natuurpunten 38,9. De grootste oppervlakte heeft hier natuurdoeltype 3.39 Bloemrijk grasland van het rivieren- en zeekleigebied (59,5 ha), met gemiddeld 0,38 Natuurpunten per hectare. In de huidige situatie is dit natuurdoeltype in hogere oppervlakte aanwezig, 63,5 hectare, in vergelijking tot de toekomstige situatie (59,5 ha). Het gemiddeld aantal natuurpunten ligt in de huidige situatie echter wel lager met 0,17 Natuurpunten per hectare. Reden voor deze stijging in natuurpunten (per hectare) in de toekomstige situatie ten opzichte van de huidige situatie, is de kwaliteitsverbetering van de grazige dijk/bermvegetatie door ander beheer, waardoor een natuurdoeltype ontstaat welke een hogere wegingsfactor heeft, en daarbij er meer doelsoorten verwacht worden in het gebied, waardoor de kwaliteit toe zal nemen. Dit leidt tot een hogere natuurpuntenscore.
De inrichting van de dijk is toekomstbestendig als deze in de toekomst relatief gemakkelijk kan worden uitgebreid. Wanneer er een constructie in de dijk wordt aangebracht zijn toekomstige ontwikkelingen in de toekomst minder flexibel en adaptief in te passen.
Oplossingen in grond zijn altijd verder te verbreden en op te hogen, mits daarvoor ruimte is. In een gronddijk kunnen ook aanvullend constructies worden aangebracht om de dijk te versterken. Constructies beperken de mogelijkheden om de dijk verder te versterken in de toekomst. De bestaande constructies (en in het bijzonder de verankering daarvan) staat dan ‘in de weg’ en moeten verwijderd worden als de technische levensduur voorbij is. Ook het ontwerp van een nieuwe versterking met een combinatie van constructies is bijzonder ingewikkeld. De bestaande constructies moeten opnieuw gecontroleerd worden en soms moet zeer dicht bij bestaande constructies een nieuwe constructie worden aangebracht. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de stabiliteit en de levensduur van de constructies.